Geert Koppers…een bijzondere Dongenaar

Foto:

Dinsdag 1 november overleed Geert Koppers op 91-jarige leeftijd. Geert was zelf van origine geen Dongenaar, maar heeft sinds zijn komst naar Dongen, in de jaren vijftig van de vorige eeuw, enorm veel betekend voor de Dongense samenleving. Zo was hij initiator van de Dongense Zomerspelen en de centrale carnavalsviering in Dongen.

Met Geert Koppers verliest Dongen een markante inwoner. In de glossy 200% DONGEN van het voorjaar van 2018 werd in een artikel van schrijfster Nicolle Christiaanse uitgebreid aandacht besteed aan Geert Koppers en zijn betekenis voor ons dorp. Ter nagedachtenis aan Geert plaatsen we hier dit interview nogmaals

Interview Geert Koppers voorjaar 2018

Geert Koppers is geboren in Limburg. Maar de vrouw waarmee hij al bijna zestig jaar is getrouwd, is een rasechte Dongense: Thérèse Vermeeren. ‘De Dongenaren kennen haar niet als Thérèse,’ zegt Geert. ‘Voor hen is zij Trees Vermeer van de sigarenwinkel en slijterij op de Hoge Ham. De winkel is gesloten, toch worden we op straat soms nog begroet met “Vermeeren”. Nooit met “Koppers”.’

Onze Geert wordt priester
In het Noord-Limburgse dorpje Heyen werd in het voorjaar van 1931 een derde kindje geboren in het gezin van de schoolmeester. Na een zoon en een dochter kregen vader en moeder Koppers een tweede zoontje. Ze noemden hem Geert. Jaren later kwam er nog een nakomertje: een broertje. ‘Dat was toch zo’n leuk manneke,’ zegt Geert. ‘Echt een leuk manneke. Maar op zijn elfde kwam hij onder een auto. Toen was ik ineens weer de jongste.’

De kinderen Koppers gingen bij vader op school. De oudste zoon ging naar de MTS en werd elektricien. De dochter volgde de Middelbare Meisjes School en trouwde met leraar Carl Swinkels. Later zou Carl een bekende schrijver worden. De carrière van zoon Geert was al vroeg bepaald; hij werd priester. Op zesjarige leeftijd ging hij naar kostschool bij de paters van de Heilige Harten in Sint Oedenrode. ‘Dat was een mooie tijd,’ zegt Geert. ‘Ik had er veel vriendjes en we hebben er heerlijk gespeeld. Vooral veel voetbal.’

Het leven in het klooster verliep volgens een strak schema. De dag begon vroeg. Zodra het fluitje klonk sprongen de jongens naast hun bed. Gezamenlijk baden ze een weesgegroetje. ‘Volgens de paters werd je daar wakker van,’ zegt Geert met een glimlach. Daarna wassen, aankleden en naar de kapel. Vervolgens ontbijten in de refter en dan naar school. ’s Middags bleef er nog genoeg tijd over om te spelen. ‘Na het avondgebed, als iedereen in bed lag, vertelde een pater een verhaal.’ Geert staart in even in de verte. Hij weet het nog als de dag van gisteren. ‘Elke dag weer. Die verhalen gingen over het leven. Daar heb ik veel van geleerd.’

De meisjes
‘Het werd oorlog en wij moesten het klooster uit want de Duitsers wilden erin,’ vertelt Geert. De ‘vluchtjaren’, zoals Geert ze noemt, waren nare tijden vol angst en verdriet. Via verschillende locaties in Noord-Brabant en Limburg belandden de paters en de jongens uiteindelijk in Simpelveld. Ook Geerts ouders waren door de Duitsers uit hun huis gezet. Zij woonden tijdelijk bij familie in Well. Voor de kinderen was dat geen straf, de neefjes en nichtjes konden fijn samen spelen. Maar later in de oorlog werd heel Well geëvacueerd. Geert weet het nog goed: ‘De trein zat vol kinderen en jammerende vrouwtjes. Mijn vader stond op en riep: “Goed opletten allemaal. Als de trein naar links gaat komt het goed. Gaat hij naar rechts dan is het fout.” De jammerende vrouwtjes zaten om het hardst te bidden: naar links, naar links.’

De trein ging naar links en stopte in Groningen, dus niet in Duitsland. Geert beleefde een heerlijke zomer. ‘In Grootegast deden we veel spelletjes zoals slootjespringensamen met de meisjes,’ vertelt Geert. ‘Niemand had een zwempak, dus sprongen we er zo in.’ Na de oorlog ging Geert weer naar de paters, maar hij kon daar niet meer wennen. Tijdens de zomervakantie die hij thuis doorbracht besloot hij niet meer terug te gaan.

Vliegenier
Geert zat thuis. Hij had geen diploma’s, enkel een getuigschrift dat hij vijf jaar gymnasium had doorlopen. Aan tafel zat een vriend van zijn vader. Die vroeg wat Geert deed voor werk. ‘Even niks,’ antwoorde vader Koppers. ‘Hij is net thuis van kostschool. Hij moet in militaire dienst en daarna weten we het nog niet.’ De vriend zei: ‘Dan komt ie maar bij mij werken.’ Hij was burgemeester en had nog veel werk liggen op het gemeentehuis. Zo geschiedde. Geert haalde in een jaar zijn Mulo-B diploma en werd bevolkingsambtenaar.

Maar eerst ging Geert in dienst. Hij tekende voor drie jaar en volgde de opleiding tot vliegenier in Woensdrecht. Halverwege de opleiding kreeg hij door een val een flinke klap op zijn achterhoofd. In eerste instantie leek hij daar niets aan over te houden. De kapitein nam Geert mee in een straaljager voor een oefenvlucht. Hoog in de lucht kreeg Geert de schrik van zijn leven! Hij zag twee vliegtuigen recht op zich afkomen. Het was er maar één! Door de val had Geert blijvend oogletsel opgelopen. Als hij langere tijd naar iets keek, ging hij dubbelzien. ‘Ik mocht niet meer vliegen,’ vertelt Geert. ‘Dat was hard, keihard.’ Geert werd overgeplaatst en moest opnieuw beginnen. Na nog drie dienstjaren begon zijn burgerleven. Het salaris van een ambtenaar was te laag om af en toe in een vliegtuig te kunnen stappen. Dat vond hij erg jammer.

Zomerspelen in Dongen
Geert werkte bij een aantal verschillende gemeentes tot hij tenslotte solliciteerde in Dongen. Er waren drie sollicitanten. Ze werden alle drie aangenomen, want er was veel werk te doen. Aan het einde van het kennismakingsgesprek vroeg burgemeester Kooijman aan Geert of hij nog vragen had. De geboren Limburger had er twee: doen jullie aan carnaval en hebben jullie zomerspelen? Carnaval werd wel gevierd. Ieder café en elke club had zijn eigen feestje. Zomerspelen, dat kenden ze niet in Dongen.

Later kwam de burgemeester hierop terug. Hij vroeg hoe dat zat met die zomerspelen. Geert legde het uit en kreeg toestemming om zoiets te organiseren voor de Dongense jeugd. ‘In die tijd was er eigenlijk niks te doen voor de jeugd,’ vertelt Geert. Geert kwam in contact met meester Jansen van de HBS. Samen organiseerden ze spelletjes voor de kinderen die niet op vakantie mochten of konden. Voor de eerste woensdagmiddag werd de jeugd opgeroepen met behulp van een auto met een omroepinstallatie. Het werd niet zo heel druk. Na de spelletjes werd gemeld dat het de volgende woensdag weer was. Zo ging het de hele vakantie door en het werd elke keer drukker. ‘Het was een enorm succes,’ zegt Geert. Later werden de woensdagmiddagen omgezet in een aaneengesloten week.

Carnaval
In 1958 werd Geert door de jongerensoos gevraagd om het carnaval te organiseren. Dat wilde hij wel doen, maar dan voor heel Dongen. Hij vertelt: ‘Ik ging samen met Jan Beex op bezoek bij burgemeester Kooijman. We vroegen hem om ondersteuning en hij gaf meteen alle medewerking.’ Geert zette zijn in Limburg opgedane ervaring in. Hij werd de eerste prins voor heel Dongen. Naar goed Limburgs gebruik nam hij zijn eigen naam aan en liet zich Prins Gert-Jan d’n Irste noemen.

Het openbare Dongense carnaval begon in 1959 met een kinderoptocht. Dit was een slimme zet, want de kinderen trokken de ouderen mee. De ouders hielpen bij het bouwen van de wagens en tijdens de optocht stond de hele familie langs de kant. ‘Het eerste jaar was prachtig,’ zegt Geert. ‘De andere jaren ook hoor, maar dat eerste jaar was heel bijzonder.’

Trouwambtenaar
Geerts vrouw Trees had de sigarenwinkel en slijterij overgenomen van haar ouders. De eerste jaren woonde het gezin bij de winkel. Die was altijd open. Trees en Geert aten om de beurt. Als de een at, hielp de ander de klanten. Vanwege hun drie kinderen hadden ze een meisje in huis voor dag en nacht.Na twintig jaar bouwden Geert en Trees een prachtig huis  op de Crispijnhof. Geert mist nog steeds de kippen die hij daar had. Op later leeftijd verhuisden ze terug naar de Hoge Ham, naar een appartement met uitzicht op De Cammeleur. ‘Die zestig meter te ver naar voren is gebouwd!’ merkt Geert fel op.

Enthousiast vertelt Geert over zijn werk als trouwambtenaar. Voor de plechtigheid ging hij bij de bruid thuis en ging hij op bezoek bij de familie van bruidegom. Hij zorgde dat hij precies te weten kwam wie er trouwden, wat hij over hen mocht vertellen en vooral ook wat niet. Geert legt uit: ‘Dat laatste was soms nog belangrijker dan het eerste.’ Na het ondertekenen van de trouwakte hield Geert een praatje waarin zowel de bruid als de bruidegom aan de beurt kwamen. Hij deed dit uit het hoofd. Het boekje waarin zijn aantekeningen stonden gebruikte hij zelden. Trouwlustigen vroegen speciaal naar Geert Koppers voor de plechtigheid. Zij waardeerden zijn aandacht en verhalen. Twee van de echtparen die Geert ooit trouwde heeft hij na vijftig jaar hertrouwd. Zij wilden de grote dag graag nog een keer herbeleven. Geert is er trots op: ‘Dat was prachtig om te doen.’

Stoppen met werken
Geert stapte over naar een andere afdeling en werd sportambtenaar. In 1990 zat hij na een langdurige ziekteperiode net weer aan zijn bureau, toen hij bij de burgemeester werd geroepen. Daar waren ook zijn huisarts, de cardioloog en de longarts aanwezig. ‘Lomp als ik was vroeg ik nog: wat doen die heren hier?’ vertelt Geert. De artsen hadden hem afgekeurd en waren dit de burgemeester komen vertellen. De burgemeester stuurde Geert onmiddellijk naar huis. Met tranen in zijn ogen is hij vertrokken. Op zijn afscheidsfeestje kreeg hij het woord: ‘Misschien is het een beetje vreemd, maar ik begin met mijn zwager, die was vliegenier. Hij was ook lid van de vliegclub in Rijen en dan mocht ik wel eens met hem mee. Hij vloog dan over Dongen en ik zat naast hem. Ik keek naar beneden en zie daar een heel klein broodje liggen op tafel. Daar zit ik nu achter.’ De aanwezigen begrepen wel hoe het voelde.

Er volgde een lastige periode. Geert was ziek; hij had ernstige astma en hartproblemen, maar dit was niet aan hem te zien. Als hij boodschappen deed voor zijn vrouw, dan kreeg hij commentaar: ‘Hij kan niet werken, maar dat kan hij wel.’ Deze opmerkingen deden zo’n pijn dat Geert ermee stopte. Langzaamaan pakte hij het toch weer op. Hij ging op pad op dinsdag- of donderdagochtend want hij had gemerkt dat het dan erg stil was. Ook ‘s avonds bleef hij vaak ongezien. Zo omzeilde hij het geklets.

De Dongenaar is een goed mens
Tegenwoordig is Geert redelijk gezond. Zowel zijn hart als zijn astma zijn oké. Wijs merkt hij op: ‘Hoewel het toen niet leuk was, komt dit door het stoppen met werken. Minder stress en meer rust. Je bent zelf je beste medicijn.’ Geert en zijn vrouw staan actief in het leven. Ze kaarten, spelen jeu de boules, gaan regelmatig op vakantie en hebben veel sociale contacten. Geert gaat vaak ergens op bezoek en als er iets te doen is in Dongen, is hij meestal van de partij. In de werkkamer staat een computer en Geert heeft ook een laptop. Hij communiceert via de mail en maakt veelvuldig gebruik van internet. ‘Maar de telefoon is om te bellen,’ zegt hij met nadruk. ‘Eigenlijk vooral om gebeld te worden.’ Geert gebruikt de telefoon alleen om te vragen of iemand thuis is. Dan gaat hij erheen om de rest te bespreken. Ligt zijn bestemming tussen de Laurentiuskerk en het winkelcentrum, dan gaat Geert te voet. Elders in Dongen neemt hij de auto. Hij rijdt nog zelf, mits het in de directe omgeving blijft. Moet hij verder van huis, dan laat hij zich ophalen. Geert woont heel graag in Dongen. Dat heeft hij altijd gedaan en dat doet hij nog steeds. Natuurlijk zijn er net als overal een paar zeurpieten en mispunten. Maar over het algemeen vindt Geert de Dongenaar ‘een goed mens’ en zijn de Dongenaren ‘leuke mensen’.

Tekst: Nicolle Christiaanse © 2018

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen