'Mijmeringen' is een wekelijkse column van Dongenaar Rinus Krijnen
Rouw
Gisteren kwam ik een oud-collega tegen die juist terugkwam van een afscheid van een andere oud-collega: niet overleden, maar gewoon gestopt met werken. Hij beklaagde zich erover dat in zijn werkomgeving hoe langer hoe meer mensen vertrekken en stoppen. Hij is ongeveer tien jaar jonger dan ik en begint nu bij de oudgedienden aan te sluiten. Maar het wordt daarmee wel eenzamer voor hem. De vertrekkende collega’s worden vaak wel vervangen, maar door bijvoorbeeld millennials, die een hele andere kijk en beleving op het werk hebben. Hij heeft moeite om aansluiting te vinden, voelt zich eenzaam en rouwt om het verlies van zijn oud-collega’s, al zijn ze niet dood.
Rouwen doe je dus niet alleen bij het overlijden van mensen, maar ook als er een blijvend gemis ontstaat. Het is vergelijkbaar met een grote wond, die langzaam geneest, maar waar er na jaren nog altijd een litteken zichtbaar is. Niet echt direct voelbaar, maar wel zichtbaar, al vervagen door het ouder worden ook deze littekens. In het begin is de pijn het grootst. Het missen van personen kan lijden tot ernstige depressieve klachten en grote gevolgen hebben voor je energieniveau. Waarom moet ik nog verder? Heeft alles nog wel zin? Dit zijn vragen die rouwenden zich stellen.
De optimistische kijk van de kerk dat na het overlijden je in het hiernamaals komt waar alles mooier is lijkt verleidelijk, maar is niet meer dan een gedachtegoed om tijdens je leven repressie uit te oefenen, zodat je voldoet aan de wensen van de geestelijke leiders, die daardoor meer macht hebben. Niemand is ooit teruggekeerd om te vertellen hoe het in de hemel eraan toe ging. Door het geloof te stimuleren lijkt men de gevolgen van rouw te onderdrukken omdat er -valse- hoop wordt geschapen. Het geloof maakt mensen blij met een dode mus, maar kan als een placebo-effect wel helpen bij het verlies van dierbaren.
Zelf heb ik hier helemaal niets mee. Dat we onszelf zo belangrijk vinden dat we denken dat we na ons aards bestaan een eeuwigdurende beloning in een hemel krijgen, gaat er bij mij niet in. Als dat wel zo zal zijn moet het daar wel erg druk zijn en vraag ik me af of ik dat als een beloning zie. Ik zie ons aards bestaan meer als een passage, waarbij we in een bepaalde periode tijdelijk deel uitmaken van een samenleving die er toen was. Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Dit staat gek genoeg ook in de bijbel, die blijkbaar een onderscheid maakt tussen je lichaam en geest. In mijn optiek zijn deze onlosmakelijk met elkaar verbonden, dus na mijn dood houdt het voor mij gewoon helemaal op.
Het gemis van iemand is dus eeuwig al voel je dit niet continu. Tijd heelt alle wonden al blijven er littekens over. In de Rooms Katholieke kerk wordt in deze tijd Allerzielen gevierd. Op 2 november staan de gelovigen stil bij de overleden mensen in hun omgeving en krabben ze als het ware aan de littekens. In feite is het een moment om rouw weer te omarmen. Herinneren aan overleden dierbaren is goed al komen ze er niet mee terug. Als mens maak je wel flink onderscheid in de mate van rouw over overledenen. Hoe dichter je bij iemand stond of ermee verbonden voelde, hoe langer en dieper het= gemis wordt ervaren. Zeker als de positie van de overledene niet wordt overgenomen kunnen mensen lang rouwen.
Door de waan van de dag sta je niet altijd stil bij de mensen die je hebt verloren. Op zich dus wel begrijpelijk dat een religie hier aandacht voor vraagt. We moeten echter wel door, want zwelgen in je verdriet is niet bepaald een stimulerende stemming. Eén dag in het jaar even erbij stilstaan is mooi. Toch kan het gemis wel aan je blijven vreten. Vorig jaar verloor ik mijn jongere zus en elke dag als ik wakker word denk ik aan haar. Blijkbaar is de wond nog niet helemaal dicht. En ondanks het verdriet ben ik ook wel blij dat dit gebeurt. In de hemel kom ik ze niet meer tegen, want die bestaat niet. Maar op deze manier blijft ze altijd een beetje bij mij.