Mijmeringen: ‘Zo waarlijk helpe mij God Almachtig’

Foto:

‘Mijmeringen’ is een wekelijkse column van Dongenaar Rinus Krijnen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig
Ik heb jaren gewerkt in de financiële sector. Daar kan het soms wat schimmig aan toe gaan. Iedereen die in de sector werkt wordt bij de sollicitatie erop gewezen dat je werkt met het vermogen van derden. Je moet dus integer zijn en zelfverrijking hoort daar niet bij. Dit is altijd al zo geweest.

Toch maakte ik in mijn carrière mee dat er een aantal keren flink misbruik gemaakt werd van dat vertrouwen. Twee zaken zijn me bijgebleven. Ik heb het van dichtbij gezien. In deze beide gevallen was er nog geen sprake van de eed die sinds april 2015 in de sector werd ingevoerd voor beleidsmakers en –controleurs. Na aanvang van een functie in één van deze rollen, moet je sinds 2015 binnen drie maanden deze eed aan een hogere beleidsbepaler hebben voorgelezen. Bij ons betekende dat dat het gehele personeel gevraagd werd de eed af te leggen, ook al had je niets te vertellen. Zo waren ze alvast ingedekt mocht je doorgroeien naar een beleidsbepalende functie. Er zijn acht onderwerpen waarop je moet zweren te handelen volgens de eed. Het gaat om afspraken over integriteit en zorgvuldigheid, maar ook over het belang van de klant, over geheimhouding en de goede naam van de sector. En dat met de hand op de bijbel met de oubollige zin: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig of, wanneer je niet religieus bent het neutrale: dat verklaar en beloof ik.

En vanaf dan gaat dus alles goed? Zo’n eed is net als de wet WBTR een manier van indekken tegen risico’s die er eigenlijk niet zijn. Wanneer je namelijk volgens de geldende fatsoensnormen en de eigen opgelegde regels handelt, is het overdone om dit nogmaals te bekrachtigen. Blijkbaar vertrouwen we onszelf niet en vinden het noodzakelijk om zo’n eed af te laten leggen. En dan wordt die eed nog afgesloten met een archaïsch zinnetje om het allemaal nog belangrijker te laten lijken. En wat dan als je als medewerker merkt dat de eed wordt geschaad. Dat de klant toch niet voorop stond of zelfverrijking aan de orde was. Formeel kun je dergelijke zaken melden bij een vertrouwenspersoon, maar ik vrees toch dat je dan als klokkenluider uiteindelijk aan het klokkenkoord wordt opgehangen. Het is dus een schijnvertoning.

Nu de twee zaken waarover ik eerder sprak. Het eerste ging over een medewerker van de bank die belast was met het adviseren van beleggingen. Die man had vreemd genoeg maar één klant. Die klant had zoveel geld dat bij een transactie door deze man op de beurs door het volume de koers kon beïnvloeden. Wat deed die adviseur? Als zijn klant een grote positie innam op de beurs, volgde hij privé – met een aanzienlijk lager bedrag uiteraard- de handelingen van zijn klant. De kassa ging rinkelen door de koers resultaten. Trots vertelde hij dat hij eigenlijk alleen maar bij de bank werkte, omdat hij die klant goed in de gaten kon houden. Hij zei meer te verdienen aan zijn parallele transacties dan het salaris dat hij kreeg van zijn baas. Nu zouden we spreken van voorkennis -tegen de eed- en zou de man ontslagen moeten worden.

Het tweede geval bleek een manager te zijn die een tussenrekening beheerde waarvan hij het saldo handig uit het zicht van de interne controle en accountants wist te houden. Hij werkte er al tientallen jaren en de situatie was al die jaren niet gewijzigd. De tussenrekening sloot niet aan op de administratie, omdat er veelvuldig grote bedragen tijdelijk waren geplaatst en het moeilijk was om de oorsprong te herleiden. Wat hij in de loop van de jaren deed was het afromen van deze rekening naar privérekeningen of rekeningnummers van stichtingen en verenigingen, waar hij toevallig in het bestuur zat. Uiteindelijk ging het over vele miljoenen. Bij de overgang naar een ander administratie systeem werd duidelijk dat er miljoenen tekort kwamen. Kort erop werd de man op staande voet ontslagen en vervolgd.

Een eed had deze situaties niet kunnen voorkomen, vrees ik. Voor het kerkvolk lijkt men het allemaal goed voor elkaar te hebben. Formeel kun je van meineed worden beschuldigd als je de afgelegde eed schaadt, maar slechts in een erg klein deel van de gevallen leidt dit tot een vervolging. Mij staat niets voor de geest. Bij rijksambtenaren kent men ook zo’n soort eed. Die wordt per 1 januari 2024 geüpdatet. Daar zweert men op de koning. Zweren op God is al dubieus, maar op de koning geheel ongeloofwaardig. Men vindt het belangrijk dat iedereen een eed aflegt, om eigenlijk de organisatie af te dekken en een ander – de medewerker – de schuld te kunnen geven van fraude of onzorgvuldig handelen. De hypocrisie ten top.
Uiteraard heb ik geen bezwaar gehad om de eed op mijn werk af te leggen – ik handel immers altijd al volgens deze regels – maar de waarde van de eed op papier is gelijk aan gebruikt wc-papier.

In een beschaafde wereld is geen eed nodig.

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen