'Mijmeringen' is een wekelijkse column van Dongenaar Rinus Krijnen
Studentenleven
Na de middelbare school is het de bedoeling dat je een vervolgopleiding doet om dan uiteindelijk in een vak te belanden waar je carrière gaat maken. Bij mij is dat anders gelopen. Mijn opleidingsleven heeft een nogal opportunistisch verloop gekend. De bedoeling is dat je in de laatste jaren van je middelbare schooltijd je gaat oriënteren op het vervolg. Ik twijfelde enorm. Ik had eigenlijk geen idee wat ik wilde worden. En ik kwam ook niet uit een familie waarin veel gestudeerd was. Mijn vader had een zeer redelijke baan, maar had zijn positie bereikt door gezond verstand, hard werken, doorzettingsvermogen en goede sociale vaardigheden. Mijn moeder was wel slim, maar was de oudste dochter uit een groot gezin en opgegroeid rondom de Tweede Wereldoorlog, dus die kreeg vanzelfsprekend zorgtaken opgelegd. Ze had graag naar de MULO willen gaan. Maar een middelbare school was voor haar onbereikbaar.
Wij kregen van onze ouders wel meer kansen, omdat destijds al ingezien werd dat scholing je echt verder kon brengen. Maar om na de middelbare school nog verder te gaan studeren was eigenlijk nieuw in de familie en leek nog niet zo vanzelfsprekend. En hierop voorbereiden was nog onbekender. Dus zonder een studie- of beroepskeuze zou ik gedwongen zijn werk te gaan zoeken. Dat vond ik eigenlijk zonde van mijn vooropleiding en besloot op het allerlaatste moment om na het atheneum maar naar de pedagogische academie te gaan; naar de GERMA, de Gerardus Majella- school. Mede ook ingegeven door mijn broer omdat ook hij hier op zat en er daardoor geen studieboeken besteld hoefden te worden.
Wilde ik eigenlijk wel onderwijzer worden? Hmm. Het tweede motief om de studie te volgen was, naast gemak, dat het een brede opleiding was. Ik zag mezelf toen al niet als specialist, maar als generalist. Vandaar ook de keuzestress rondom mijn beroepskeuze. De school had twee gezichten voor mij. Ondanks dat de school een kenniscentrum zou moeten zijn van didactiek en pedagogiek, was het een enorme puinhoop wat het lesmateriaal betrof. De school was nog in transitie na de omschakeling naar de mammoetwet en liep hier sterk op achter. De meeste methodes, vaak nog gedoceerddoor wat oudere broeders, dateerden uit de jaren 40. Alles werd nog gedicteerd en je schreef je lam. Erg effectief en efficiënt was het allemaal niet. De broeders hadden ook moeite met de grote vrijheden die er ineens waren in de jaren 70. De oude kweekschool leerlingen waren ineens studenten en hadden – ook vanwege de verlaging van de volwassenheid leeftijd- geen aanwezigheidsplicht meer. Daar kon men niet mee omgaan en wij trouwens ook niet. Hadden we het tweede uur een tussenuur, dan zaten we de rest van de ochtend vaak al in de kroeg.
Motiverend was het ook niet allemaal, want bij de openingstoespraak door de rector broeder van Wanroy werd ons al voorgehouden dat waarschijnlijk maar een heel klein deel van ons, studenten, werk zou gaan vinden als leerkracht na de opleiding. Een goede voorspelling door de broeder bleek achteraf. Er was nauwelijks lijn in de didactische leermethodes van de 19 vakken waarin weles kregen. Sommige leermethodes moesten we toepassen bij diverse vakken, maar telkens met ander instructiemateriaal. Gevolg was dat je soms wel 5x ongeveer dezelfde lesstof kreeg. Een chaos dus. Aan de andere kant zorgde de nieuwe vrijheid er wel voor dat het supergezellig was op school en dat er veel ruimte was om dingen te organiseren, zoals allerlei vormen van feesten. De dynamiek van jonge mensen en vrijheid was geweldig, maar of ik erveel heb opgestoken? Niet qua kennis over kinderen onderwijzen, maar wel is mijn zelfkennis verrijkt en de grenzen waar mijn mogelijkheden lagen werden er een stuk duidelijker. Ik zou nooit onderwijzer worden.
Na een klein jaar heb ik deze ‘sabbatical’ afgesloten en ben ik gaan werken bij het houtbedrijf waar mijn vader ook werkzaam was en waar ik altijd al vakantiewerk deed. Studeren kwam later, nadat ik bij Bald ontslag had genomen en bij de AMRO-bank aan de slag was gegaan in de verzekeringen. Er werden in de avonduren studies gevolgd zodat ik mijn vak gecertificeerd kon uitoefenen. Later kreeg ik een leidinggevende functie bij de RABOBANK. Ook hier heb ik o.a. managementcursussen gevolgd. Weer later ben ik in de ICT gaan werken bij Interpolis. Daar heb ik tal van avond- en weekendopleidingen gevolgd om dit nieuwe kennisgebied ICT te doorgronden.
Een echt studentenleven heb ik dus niet gehad. De cursussen die ik in mijn werkende leven heb afgerond waren allemaal toegespitst op het werk wat ik op dat moment deed. Bijkomend voordeel was dat de kosten door de baas werden betaald en dat je naast studie ook gewoon werk met salaris had: geen studieschuld dus en geld te besteden. En je was gemotiveerd en het resultaat was effectief, zowel voor jou als de baas. Je kreeg het echter niet voor niets: het was hard werken.
Uiteindelijk heb ik werk gedaan, waarvoor ik in 1975 na het VWO niet had kunnen kiezen. Om de simpele reden dat het werk wat ik heb gedaan in die jaren niet eens bestond. Ik heb een leuke, afwisselende carrière gehad. Had ik destijds een studie gevolgd met focus op een bepaald beroep, dan betwijfel ik of het zo succesvol was verlopen.