Mijmeringen: ‘Hoogbejaard’

Foto:

‘Mijmeringen’ is een wekelijkse column van Dongenaar Rinus Krijnen.

Hoogbejaard

In mijn woonplaats Dongen wonen relatief de meeste 100 jarigen. Werd een aantal jaar geleden ons dorp nog uitgeroepen tot het gewoonste dorp van Nederland. Blijkbaar zijn we toch niet zo gewoon. Zeker niet op het gebied van ouderdom van zijn inwoners. Waarschijnlijk zullen het ongetwijfeld voornamelijk vrouwen zijn die deze mijlpaal behalen. Je komt in ons plaatselijk weekblad en web-nieuwsblad nogal eens een vrolijke foto tegen van de burgemeester met een taart voor een honderdjarige. 100 jaar is niet niks. De meesten zijn dan al een derde van hun leven niet meer actief in het werkzame proces en hebben een flinke donatie gekregen uit de AOW- en pensioenpot.

Hoewel net na de oorlog de pensioenpotten nog echt niet zo goed gevuld waren. Vaak betekent dit dat de hoogbejaarde van een bescheiden inkomen moet leven en zeker aan het einde van haar/zijn leven afhankelijk is van hulp van buitenaf. Want een 100-jarige zie ik niet WC-potten poetsen, belastingformulieren invullen of de was gaan strijken. En omdat wij Nederlanders niet met drie of vier generaties in één huis wonen en standaard voor elkaar zorgen, moet de hoogbejaarde op zoek naar hulp, als de nood zich aandient. Nadat Rutte de participatiemaatschappij aan de gemeenschap heeft opgedrongen ben je bij toenemende zorg aanvankelijk erg afhankelijk van mantelzorgers, direct in je omgeving. Pas als het echt niet meer kan, komen er mondjesmaat ouderenvoorzieningen beschikbaar; vaak vooraf gegaan door een ingewikkeld administratief selectietraject.

Het om hulp vragen heeft alles met het gevoel van de mensen te maken. Als mensen ouder worden zijn ze in het algemeen niet zo veranderingsgezind. Ze willen graag de huidige situatie in stand houden en dat wil zeggen: thuis blijven wonen en niet anticiperen op een verslechterende situatie. Het gaat toch goed? Woont een oude man of vrouw alleen en slaapt hij of zij boven, dan komt men niet op het idee te onderzoeken of er beneden slaapmogelijkheden zijn. Als je daar op wijst krijg je meestal een resoluut antwoord: ik kan nog gemakkelijk de trap op. Tot op een dag het niet meer gaat en er met een bloedspoed een traplift moet komen. Dan wordt het aankloppen bij de instanties. Daar zal in principe de directe familie mee worden opgezadeld. En als het acuut is, dan verdwijnt de bejaarde tijdelijk of definitief in een verpleegtehuis.

De politiek heeft altijd handig ingespeeld op die eigenwijze volharding van de bejaarde medemens: blijkbaar willen mensen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving blijven wonen, waardoor wij kunnen bezuinigen op de sociale voorzieningen. Met de introductie van de participatiemaatschappij en de grote personeelstekorten in de zorg stijgt het aantal mantelzorgers. De druk op mensen in de omgeving van de hoogbejaarden neemt sterk toe. Uiteraard is de gemiddelde mantelzorger zeker bereid om zijn oude vader, moeder of kennis te helpen, maar het gaat wel ten koste van zijn eigen tijd. Daardoor ontstaat er stress bij de mantelzorger. Hij of zij moet zijn tijd verdelen over gezin, werk, hobby’s en de mantelzorg. Dat kan ook weleens te veel worden. In de praktijk neemt mantelzorg alleen af, als de situatie plotseling verandert. En dan is Leiden in last.

Vroeger waren er bejaardenhuizen, tegenwoordig verzorgingstehuizen genoemd. Deze business is nagenoeg compleet uitgehold en wat ervan over is, is in handen van particuliere organisaties en slechts bereikbaar voor rijke ouderen. De kans dat een hoogbejaarde in een verzorgingstehuis terecht komt is bijzonder klein. In het algemeen zal de mantelzorger bij toenemende zorg voor hulp aankloppen bij thuiszorgorganisaties. En met een beetje pech lopen er dagelijks of wekelijks 4-5 mensen over de vloer om van alles te regelen, zodat aan de minimale behoeftes van de hoogbejaarde kan worden voldaan. Alsof dat niets kost. In de praktijk krijgen de zorgmedewerkers targets mee hoe lang ze bepaalde zorg mogen aanbieden per bezoek. Het gevolg is dat er geen tijd meer over is voor een sociaal moment. Dan komen er vijf zorgverleners langs en heb je als client geen enkel praatje kunnen maken. En als ze wel met de bejaarde gaan kletsen, komt het werk niet af. Zolang deze dan niet klaagt is er nog weinig aan de hand, al loopt de bejaarde dan wel zorg mis.

In plaats van de bejaarde te begeleiden naar een nieuwe situatie waarbij stappen gezet moeten worden om de woonsituatie voor de hoogbejaarde te verbeteren, verandert er pas iets als er een ongeval plaatsvindt, of de bejaarde plotseling snel achteruitgaat. Dan is vaak een verpleeghuis nog de enige uitweg. In de praktijk wordt er dan over de bejaarde beslist. Het belangrijkste is dat de omgeving toch zal moeten proberen om iets voor elkaar te krijgen. Het is niet gemakkelijk om hoogbejaarden te overtuigen van noodzakelijke veranderingen, maar daar zou veel meer aandacht voor moeten zijn.

Zoals ik al zei: ze zijn absoluut niet veranderingsgezind en koppig. Het haperende zorgstelsel en gebrek aan goede oplossingen zijn bovendien een enorm blok aan het been. 100 jaar worden lijkt een mijlpaal, maar mij mogen ze echt toch wel eerder naar de hel sturen. Je bent er anders mogelijk al voordat het leven is beëindigd.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen