Afgelopen weekend vond de landelijke Open Monumenten Dag plaats in het hele land met als thema ‘Levend Erfgoed, als monumenten konden praten’.
In Dongen had de organiserende Heemkundekring een eigen draai aan het thema gegeven. Dit jaar stond de Oude Kerk aan de Kerkstraat op woensdagavond 6 en zondagavond 10 september in de schijnwerpers . Hier vertelden verschillende figuren boeiende, spannende, historische verhalen rondom de Oude Kerk aan de bezoekers tijdens avondopenstellingen. Bevrijding uit een politiecel of ruzie over een middeleeuws torenkruis of in de kerk geboren. Allemaal verhalen die je kon meebeleven, horen en zien tijdens twee Open Monumentenavonden.
De opkomst bij beide avonden was groot. De Heemkundekring mag dan ook met trots terugkijken op deze geslaagde activiteit. Om de mooie avonden nog een keer te kunnen herbeleven vind je hieronder de verschillende verhalen rond de Oude Kerk.
Verhalen rond de Oude Kerk
Begraven in het Rampjaar
Op 22 juni 1673 wordt pastoor Ignatius van Hoorn begraven in het koor van de kerk. Hij sterft aan een besmettelijke ziekte als gevolg van het oorlogsgeweld dat Dongen in het Rampjaar treft. Op 20 juli van 1672 branden 1200 Franse dragonders het dorp voor tweederde plat en plunderen de huizen en hoeven. Ignatius wordt kort na deze rampzalige dag pastoor omdat zijn voorganger als gevolg van het geweld gewond het dorp is ontvlucht. In 1984 wordt zijn graf teruggevonden. Het kazuifel, de kousen en de leren muilen waarin hij is begraven zijn goed bewaard gebleven. Een reïncarnatie van Ignatius vertelde de bezoekers zijn indrukwekkende verhaal.
Ruzie over een middeleeuws torenkruis
In 1907 krijgt het stedelijk museum in Brede het middeleeuwse torenkruis geschonken. Al sinds het inkorten van de toerenspits in de Franse Tijd stond het opgeslagen in de toren. De gemeente Dongen hecht dan maar weinig waarde aan het roestend stuk smeedijzer. Dat verandert in 1930 als de torenspits wordt gerestaureerd en de gemeente het kruis terug op de toren wil. Op hoge poten eist men het torenkruis uit het museum terug. Maar eens gegeven blijft gegeven… en er komt een kunstig gesmede kopie.
Zowel het middeleeuwse torenkruis, als het koorkruis, waren tentoongesteld
In de kerk geboren
Het dak van de kerk stortte in 1928 door achterstallig onderhoud in. De protestantse kerkgemeenschap was zo arm als een kerkrat en had al eerder gepoogd de kerk te verkopen, te restaureren en zelfs te slopen. De rijksoverheid wist dit laatste te voorkomen en zocht na de instorting versneld naar middelen om de kerk te redden met een sobere restauratie. Ook aan de exploitatie werd gedacht. Zo kwam er een woning binnen de muren van de kerk voor de koster. Hoewel er maar weinig meer van rest is deze woning tot 1974 in gebruikt en zijn er ook kinderen in geboren. Maar weinigen zullen nog weten dat de leegstaande woning als eerste heemkundig museum heeft gefunctioneerd! Jacques van der Schans, geboren in deze woning als zoon van de koster, deed zijn verhaal.
Klokgieten in de kerk
In 1667 moest er een nieuwe torenklok worden gegoten omdat de oude is gebarsten. Het schip van de kerk veranderde tijdelijk in een industriële werkplaats waar in een put onder de kerkvloer de klok werd gevormd. In een oven werd het brons tot 1150 graden verhit om het vervolgens in de mal te laten vloeien. De klokgieter, Claudius Humblot, was een specialist die letterlijk van kerktoren naar kerktoren trok om zijn vak uit te oefenen. In 1984 zijn resten van de klokgietput opgegraven. De klok zelf hangt nog altijd in de toren en werd gelukkig niet omgesmolten door de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Een klokje uit 1855 ging toen wel de smeltoven in. Deze avond vertolkte Ranko Hamelinck de rol van Humblot met verve terwijl archeologische vondsten van de gietput en de klepel en luidbalk van de klok uit 1855 te zien waren
Geheime bergruimtes van burgemeester Huijlman
Burgemeester Huijlman (1766-1823) leefde in roerige tijden. Als fanatiek patriot stond hij niet aan de zijlijn van de politieke ontwikkelingen. Toen hij zich in Dongen vestigde had hij er al een bewogen leven opzitten. Hij had zelfs moeten vluchten naar St Omer in Frankrijk na de staatsgreep van de Orangisten in 1787. Waarschijnlijk door vriendschap met een medevluchteling uit Dongen kwam hij in 1796 hier terecht en werd gemeentesecretaris en later burgemeester. In 1803 nam hij zijn intrek in Kerkstraat 52E, recht tegenover het raadhuis tegen de gemeentetoren. Hij nam voorzorgsmaatregelen om in tijden van onrust en oorlog kostbaarheden te kunnen verbergen. Geheime bergplaatsen werden getimmerd in de modieuze kastenwand groot genoeg om de hele gemeentelijke administratie in te kunnen verstoppen. Zeker in de Franse Tijd zou blijken dat hij deze voorzorgsmaatregelen niet voor niets heeft genomen. Het bewuste huis is, met respect voor de historische waarde, onlangs gerestaureerd en de huidige eigenaar Cris Jansen toonde de bezoekers in de stijlkamer de bewuste bergplaatsen, die nog steeds toegankelijk zijn.
Bevrijding uit een politiecel
Vanaf 1933 is de kerktoren in gebruik geweest als politiebureau met twee cellen op de begane grond. De gevangenen turfden de dagen op de celdeuren of krasten er hun naam in. Soms met duidelijke boodschappen erbij voor de lezers: Weg met de Nederlandsche regering of ‘Jannus bekend nooit want dan ben je verlooren’. Onder de gevangenen was tijdens de Tweede Wereldoorlog Goof Schoormans. Hij was opgepakt en actief in het verzet. Op de kozijnstijl van zijn cel schreef hij zijn naam. Zijn vrouw kwam na een paar dagen naar de toren en wist haar man vrij te krijgen. Hij moest en zou naar huis komen want hij had acht kinderen om voor te zorgen! De originele politiecellen met inscripties waren tijdens deze avonden te bezichtigen.
Twitteren via de kerktoren met Napoleon
Door de veroveringen van Napoleon werd ook Nederland deel van het Franse keizerrijk. Om dit grote gebied te besturen was communicatie over grote afstanden belangrijk. Het wegennet werd hiervoor verbeterd en nieuwe uitvindingen werden in praktijk gebracht. Bijvoorbeeld de optische telegraaf van Chappe. Houten toestellen met
draaiende armen waarmee tekens konden worden gevormd werden op kerktorens geplaatst. Ze waren zo van grote afstand (30 km) zichtbaar. Van toren naar toren konden berichten worden overgeseind. Dongen werd één van de schakels in de lijn van Parijs naar Amsterdam waarmee bij goed weer in twintig minuten tijd berichten konden worden overgebracht. Ongelooflijk snel in een tijd dat post nog met paarden en postkoetsen moest worden vervoerd. Vergelijkbaar met de uitvinding van internet en mobiele telefonie in onze tijd.
Het ontbrekende tandwiel
Het torenuurwerk uit 1672 was voor die tijd een technisch hoogstandje. Door de uitvinding van de slinger door Christiaan Huijgens liep het uurwerk bovendien veel betrouwbaarder dan zijn voorganger. Toch bleek alle techniek kwetsbaar en viel ook het uurwerk na eeuwen trouwe dienst stil. Als in 1984 het uurwerk wordt herontdekt en onder enthousiasme en vasthoudend aandringen van Ben Velge wordt gerestaureerd staan de restaurateurs voor een grote uitdaging. Eén tandwiel ontbreekt! Die bleek bij iemand als trofee thuis aan de muur te hangen! Bij hoge uitzondering was het werkend uurwerk op de torenzolder deze keer voor publiek toegankelijk.
De kerk als brandweerkazerne
Eind 18e eeuw terroriseert Adriaan van Campen de Baronie van Breda door brandbrieven te leggen. Boeren en notabelen werden afgeperst en wanneer niet betaald wordt ging hun bezit in vlammen op. Adriaan woonde zelfs een tijd in Dongen. Hij werd uiteindelijk opgepakt omdat hij zichzelf voorbijpraatte en kwam in 1787 op beestachtige wijze aan zijn einde. Hij werd geradbraakt op de Grote Markt in Breda, zijn hand werd afgehakt en zijn hoofd tentoongesteld. Tegen brand kon men in die tijd niet veel beginnen. Enkel leren emmers en brandhaken waren beschikbaar. De terreur van Adriaan zorgde daardoor ook voor positief nieuws. Het gemeentebestuur schafte in juli 1782 een brandspuit aan en plaatste deze in het schip van de kerk. Een oude brandspuit werd tentoongesteld.
Met dank aan: Heemkundekring De Heerlyckheit Dongen